De fietsende surfer

Rond de jaren ’70 startte het golfsurfen op Scheveningen. In die tijd maakten deze surfpioniers hun eigen boards en haalden ze hun kennis en materialen uit het buitenland. Maar allemaal waren ze het er over eens: “golfsurfen, er zit een bepaalde magie in die je niet terugvindt in andere watersporten. Als je daardoor gevangen wordt, richt je daar je leven op in.” Dit zijn de woorden van Paul Schuitema, maar hadden ook uitgesproken kunnen worden door andere Scheveningse surfers van het eerste uur: Fonger Broersma, Stefan Koper en Denice Spaans.

In de Keizerstraat staat het standbeeld De Fietsende Surfer symbool voor de inmiddels vele fietsers die in wetsuit, met blote voeten, surfboard onder de arm, door de Keizerstraat fietsen. Of ze zijn net terug van hun surfsessie, of ze gaan vol enthousiasme de helling op, nek uitstrekkend, om te kijken hoe goed de golven zijn. Voor sommigen van hen is het surfen een nieuwe sport, voor anderen een lifestyle, voor weer anderen is het surfen onderdeel geworden van hun identiteit. 

Na het pionieren in de jaren ’70 ontwikkelde het golfsurfen zich relatief langzaam. Tot in de jaren ’90 waren er vaste kleine groepjes surfers die elkaar opzochten op de boulevard. Zo’n twintig jaar later zien we een grote community bij elkaar komen in een zelfgebouwd tijdelijk surfdorp; F.A.S.T (Free Architecture Surf Terrain). Hier was alles: muziek, skateboarden, film, overnachten, maar vooral surf. Levens en banen worden op het surfen ingericht. Er zou en moest gesurfd kunnen worden!  

Inmiddels – weer bijna 10 jaar verder – is het de vraag of surfen niet te populair is geworden. Surfscholen, surfers uit heel Nederland. Ze verdringen elkaar voor golven en lijken soms alleen aan zichzelf te denken, elkaar geen ruimte te geven en de surfregels niet te respecteren. Veelal is de vraag waar de spirit van het eerste uur is gebleven. Behelst het surfen van toen hetzelfde als nu? Wie zal het zeggen. Het ritme van de zee is er altijd, maar hoe het voelt is nimmer hetzelfde.